Taaltherapie
De taalontwikkeling verloopt volgens een bepaald patroon. Rond 5 à 6 jaar heeft een kind een redelijk taalinzicht. Deze ontwikkeling kan echter vertraagd of afwijkend verlopen. Er kunnen problemen zijn met het begrijpen van taal, met de productie van taal (het zich uiten) of op beide gebieden. Deze deelgebieden kunnen weer worden onderverdeeld in onder andere de woordenschat, woordvorming, zinsbouw, verhaalopbouw en taalgebruik. Door middel van een taaltest zal er worden onderzocht op welk gebied of gebieden het probleem zich voordoet. Het is belangrijk om een taalstoornis vroegtijdig aan te pakken. Bij een vertraging in de spraak- en taalontwikkeling wordt het kind niet goed door de omgeving begrepen en kan het zich niet goed uiten. Dit kan tot bij sommige kinderen tot gedragsproblemen zoals opstandigheid en driftbuien leiden. Andere kinderen gaan zich juist steeds meer terugtrekken. Ook het leren op school kan daardoor moeizamer verlopen.
Taalproblemen bij volwassenen vinden hun oorzaak in een hersenbeschadiging; meestal ten gevolge van een CVA (herseninfarct). Dit heet afasie. De ernst en de omvang van de stoornis zijn onder andere afhankelijk van de plaats en de ernst van het hersenletsel. Sommige mensen begrijpen nog alles, maar kunnen niets zeggen of kunnen maar niet de juiste woorden vinden. Soms hebben mensen moeite met het maken van de juiste klanken bij de woorden of bedenken soms woorden die niet bestaan. Ook het bouwen van zinnen kan moeilijk zijn. Vanzelfsprekend geeft dit vaak grote communicatieproblemen. Het is belangrijk om zo snel mogelijk na een herseninfarct te beginnen met de therapie omdat het meeste herstel kort na het herseninfarct optreedt. Soms is de taal zo ernstig aangetast dat er (tijdelijk) een communicatie hulpmiddel moet worden gezocht.